Jannetje Johanna Snijder 1888 -1956
Jannetje wordt als oudste kind in Hasselt geboren en na haar komen:
Hermina Egberdina die op vijf jarige leeftijd sterft
Egberdina, sterft na 2 dagen
Dan volgt er een tweeling :
1 levenloos geboren en 2 Egbertje die op haar 13e sterft.
Coenraad Gerrit, wordt 27 jaar. In het verhaal hieronder wordt ook nog een Jan genoemd.
In haar jeugd heeft ze dus al veel met dood te maken gehad.
Als ze acht jaar is trouwt haar opa Harm Snijder voor de derde keer en als zij 16 jaar is dan overlijdt deze opa. Het opnieuw trouwen zit in deze familie want als haar moeder sterft (Jannetje is dan 32) trouwt haar vader twee jaar laten met Machteldjen Gelderman.
Inmiddels is Jannetje ook getrouwd en samen met Harm Sterken krijgen ze de volgende kinderen:
Albert 1916-2005
Jannetje 1918-2008
Hilbert 1921-1987
Jan 1920-1928
Herman 1924-2011
Aleides 1926-2000
Johanna 1927-2008
Als ze 51 jaar is overlijdt Harm en breekt de 2e WO uit.
Ze ziet nog heel wat van haar kleinkinderen voordat ze op 68 jarige leeftijd zelf overlijdt in Hasselt.
Een deel van het volgende verhaal is opgetekend door zoon Herman tijdens Sterken’s familie reünie 2007
Zie voor complete verhaal Harm sterken
Als familie en nazaten van Harm Sterken en Jannetje Johanna Snijder wil ik trachten u het een en ander van deze echtelieden te vertellen en wel datgene wat ik zelf nog kan na vertellen en wat mij uit overlevering is verteld.
(...)
Dus dan nu moeder Sterken: Van haar vroegere jeugd is mij niet veel bekend. Wel weten wij dat het gezin van Jan Snijder en Jannetje Barneveld een groot kindertal geboren is geweest, maar dat van al die kinderen er slechts drie volwassen zijn geworden. 1 Jannetje Johanna (onze stammoeder dus) 2 Jan en 3 Harm die we allen als onze ooms hebben gekend. De kinderen die er meer geweest zijn stierven al op jonge leeftijd wat ons uit overlevering is gebleken. Die ziekte waar zij aan overleden werd in die dagen de ‘vliegende tering’ genoemd en blijkt een vorm van TBC (Tuberculose) te zijn geweest en was vermoedelijk van een agressieve vorm. Gerrit is een naam die ik moeder eens heb horen noemen. Maar dat is dan ook het enige wat ik persoonlijk daarover kan doorgeven. De beide overgebleven broers waren arm en Harm vestigde zich in Hasselt als (hoe kan het anders) klompenmaker. Uit eigen ervaring weet ik dat het een vakman was want de klompen door hem gemaakt zaten als gegoten aan de voeten. Waar geen fabrieksklomp tegen op kon. Een ding was jammer; het karakter van ome Harm was niet zo prettig, maar dat laten we maar rusten.
Wat ik mij van de andere oom, ome Jan, herinner is dat hij in mijn beleving een heel plezierige man was en naar ‘s-Gravenhage vertrokken is. Hij heeft daar verschillende werkzaamheden verricht als timmerman.
Over moeders jeugdjaren weet ik niet zoveel, wel dat ze niet zoals vader Sterken naar de openbare school is geweest maar naar de Christelijke school (in de volksmond de Gereformeerde school).
Vermoedelijk door haar vaders overtuiging en als diaken zijnde, zijn kinderen naar de christelijke school stuurde. Over haar ervaringen over de schoolse jaren zijn geen gegevens bekend maar gevoeglijk kan worden aangenomen dat er in die tijd weinig emotionele dingen zijn gebeurd en onze moeder na de schooltijd vrijwel direct in het arbeidsproces is opgenomen. Bekend is dat ze op meerdere plaatsen in ons land in gezinnen vermoedelijk dienstbodewerk heeft verricht. Vraag is wel hoe ze daar terechtkwam, want advertenties in de kranten zoals wij die kennen bestonden er in die dagen nog niet en ook hier is het vermoeden gewettigd dat, dat op persoonlijke aanbeveling zal zijn geschied. Zeker is dat ze ergens in den lade een betrekking als zodanig heeft gehad in het gezin van een vrijzinnige dominee waar ze niet zo van terug had. In mijn herinnering zie ik ook een ansichtkaart die aan moeder was gestuurd. Vermoedelijk voor haar verjaardag toen ze ergens in de Achterhoek verbleef. Tante Jannetje beschikt nog over een foto die genomen was in Zeist.
Uiteraard is zij in de pastorie van de destijds in Hasselt staande dominee Kraay aan de slag geweest. In die tijd moet zij al kennis gehad hebben aan haar latere echtgenoot, dus onze vader Sterken. Want bekend is dat deze dominee vader Sterken attent maakte op de kostersbaan waarvoor invulling werd gezocht. Zo blijkt deze predikant vermoedelijk ook huwelijksmakelaar te zijn geweest tussen Harm en Jannetje Johanna. Vanaf dat moment lopen de levensdraden van deze twee een beetje gelijk op, zij het dan dat het huwelijk pas gesloten is nadat vader Sterken al vier jaar koster was eer, dat zover was. Eén en ander zal wel verband hebben met het verkrijgen van enig spaargeld om een huishouden te kunnen op zetten. Intussen was er al een woning in de Ridderstraat die tegen die tijd vrij kwam waarin een zekere bakker Galenkamp een bakkerswinkel dreef. Wanneer deze winkel/woning werd betrokken is ook niet meer te definiëren en zal ook weer vermoedelijk met het trouwen een feit geworden zijn.
Ds. Kraay was enthousiast in het aandringen op de sollicitatie van vader Sterken naar het kosterschap dat hij beloofde bij de broeders van de kerkvoogdij er op aan te dringen dat onze koster, die in die winkel een winkeltje in kruidenierswaren en tabaksartikelen was begonnen, de sigaren bij hem te kopen. Wat een aanvulling betekende op het salaris dat in die dagen slechts 6 gulden was en dus geen mogelijkheid in zich had om grote uitgaven te doen.
Waarom die sigarenverkoop bij de Kerkvoogden aan te bevelen vond zijn oorzaak in het feit dat er op de vergaderingen van het college stevig aan de sigaar werd getrokken en die levering daarvan geld in het laatje bracht. Aan het huis in de Ridderstraat zijn veel herinneringen verbonden. In eerste instantie de inrichting van het pand. Na de winkel die door een groot raam gescheiden was van de daar achter zich bevindende kamer die door de fam. Galenkamp als woonkamer is gebruikt. Via een lange gang kwam men aan de achterkant van het pand waar zich de bakkerij bevond met daarin een heuse bakkersoven.
Wij als kinderen hebben die situatie niet meer gekend want toen (en nu heb ik het over mijn herinneringen) was die bakkerij al bevorderd tot woonkamer met een mooi uitzicht op het Zwartewater. Waar de oven was geweest was een bergruimte van opslag van de winterbrandstof. Wij hadden het thuis dan ook altijd over het turfhok. Voor onze tijd is er een muur geplaatst zodat het ‘turfhok’ een afgescheiden ruimte werd en de andere kant van de muur de kamer vormde. In die muur waren wel een paar kastdeuren gemaakt waar huishoudelijke artikelen werden opgeborgen. In de achterwand van die kast was de ovenmond (dichtgemetseld) nog goed te onderscheiden. Verder was aan het eind van de gang een deur die toegang gaf tot de tuin. In latere jaren is er een keuken bij aangebouwd met daarop een plat dak. Al met al bleek dit huis slechts te bestaan uit een voor- en achtergevel en was tussen de beide buur woningen in gebouwd zodat de zijmuren kompleet ontbraken. Oom Aleides ontdekte dat al op een keer in de winkel die hij enigszins verbouwde dat jok om de buitenmuur van zijn buurman aan het breken was en dus moest stoppen. Eerder had vader Sterken dat ook al ontdekt toen de bestelde metselaar Knol de schoorsteen zou verplaatsen in de achterkamer (dus de woonkamer). Die metselaar kwam tot de ontdekking dat er uit de muur een kruikje bij de buurman uit de kast kwam. Men dacht toen een historische vondst te doen, maar aldra bleek dat dat kruikje bij de buurman uit de muurkast kwam. Zo kun je nog eens wat beleven en blijkt meteen dat de bouwmeesters van weleer ook met het minste materiaal huizen bouwde.
(...)
Zo heb ik getracht een en ander over onze voorouders aan u voor te schotelen waarbij ik de overtuiging heb lang niet volledig te zijn geweest. Maar dat zij zo.
Ik dank u voor uw aandacht
Hasselt, 31 maart 2007
Herman Sterken.